70s

Wiki: Earth, Wind & Fire

today15 januari 2021 283

Background
share close

Earth, Wind & Fire [ook wel EWF genoemd of The Mighty Elements of the Universe] is een Amerikaanse band die soul, funk, jazz- en discomuziek maakt – en ook verschillende muziekstijlen combineert – met prominente rollen voor percussie, blazers, kalimba, bas en zang. De band was vooral in de jaren zeventig populair.

De band werd in 1969 in Chicago opgericht door Maurice White, voormalig sessiedrummer van het Chess-label, het songwritersduo Wade Flemons en Don Whitehead en gitarist Michael Beale. Onder de naam Salty Peppers brachten ze twee singles uit; La La Time werd een hit in het Midwesten, Uh Huh Yeah deed het minder. White [drums] en Flemons [zang, toetsen] verhuisden met Sherry Scott [zang] en Yackov Ben Israel [percussie] naar Los Angeles; Verdine White, de jongere broer van Maurice, verliet Chicago op 6 juni 1970 om zich bij de band aan te sluiten als bassist. Verdere versterking kwam van rietblazer Chester Washington, trompettist/arrangeur Leslie Drayton en trombonist Alex Thomas.

Maurice White vond Salty Peppers niet universeel genoeg klinken voor de plannen die hij met de band had en koos voor ‘Earth, Wind & Fire’, naar de elementen aarde, lucht en vuur in zijn horoscoop. Daarbij is Lucht [air] vervangen door het beter klinkende ‘Wind’. In die periode ging hij ook in de leer bij Charles Stepney, producer van latere EWF-albums en de eerste solo-lp van Minnie Riperton [Come To My Garden] waarop Maurice de drums voor zijn rekening nam.

In februari en november 1971 verschenen de eerste twee albums [Earth, Wind & Fire en The Need Of Love; beide geproduceerd door Joe Wissert] op Warner en werd met I Think About Lovin’ You een eerste R&B top 40-hit gescoord. Tussendoor nam EWF ook de soundtrack op voor de Melvin van Peebles-film Sweet Sweetback’s Baadassss Song [uitgebracht op Stax] en bouwde de band een live-reputatie op in het universiteitscircuit; artistieke meningsverschillen maakten daar echter snel een einde aan.

Maurice en Verdine White zaten echter niet bij de pakken neer; in 1972 richtten ze een nieuwe Earth, Wind & Fire op waarmee ze een jonger en breder publiek wilden aanspreken. Op advies van de manager rekruteerde Maurice jonge getalenteerde muzikanten in plaats van oude[re] jazzmusici; de nieuwkomers waren: Larry Dunn [toetsen], Jessica Cleaves [zang], Roland Bautista [gitaar], Ronnie Laws [sax/fluit], Ralph Johnson [zang/percussie] en Philip Bailey [zang/percussie]. Warner wist echter niet wat ze met het vernieuwde EWF moesten beginnen aangezien deze platenfirma al een funkband had [Charles Wright & the Watts 103rd Street Rhythm Band].

Clive Davis van Columbia Records was wel onder de indruk toen hij de band in New York zag optreden als voorprogramma van John Sebastian, en hij nam het Warner-contract over. Op het Columbia/CBS-debuut Last Days And Time staan twee covers: Where Have All The Flowers Gone [een door Pete Seeger geschreven nummer, dat later vertaald werd voor Marlene Dietrich als Sag Mir, Wo Die Blumen Sind] en Breads Make It with You.

1974 was een druk jaar voor de band met een optreden op 6 april op het California Jam-festival, een openluchtfestival met 200.000 bezoekers op het California Speedway terrein en een samenwerking met Ramsey Lewis op diens album Sun Goddess. EWF speelde in dat jaar in een speelfilm de rol van een band die wordt ontdekt door Coleman Buckmaster [gespeeld door Harvey Keitel] en die tijdens hun eerste plaatopname met de keerzijde van de muziekindustrie wordt geconfronteerd: That’s The Way Of The World, geproduceerd door Sig Shore.

De film verscheen in 1975 maar werd geen succes; in tegenstelling tot de vooraf uitgebrachte soundtrack waarvan Shining Star en het titelnummer (That’s The Way Of The World) hits werden. EWF werd de eerste zwarte act die tegelijkertijd de Billboard single- en albumlijsten aanvoerde en bleef vanaf toen jaren aan de top.

That’s the Way of the World betekende ook het begin van het gebruik van Egyptische symbolen en piramiden op platenhoezen, kleding en podiumdecoratie. Tijdens tournees kon men onder andere het volgende aanschouwen: Verdine White die tijdens zijn bassolo’s door middel van trucage in een horizontale positie werd gebracht en mid air bleef doorspelen; de finale waarbij de bandleden in een piramide verdwenen die daarna uiteenklapte. Deze tournees werden geregisseerd door Doug Henning en diens assistent David Copperfield. George Faison tekende voor de choreografie.

Op het podium, maar ook in de studio, werd EWF door The Phenix Horns begeleid; deze blazerssectie bestond uit Donald Myrick [saxofoon], Louis ‘Lui lui’ Satterfield [trombone], Michael Harris [trompet] en Rahmlee Michael Davis [trompet].

De band toerde door Europa als voorprogramma van Santana en deed daarbij op 11 oktober 1975 de Rotterdamse Ahoy aan. Ondertussen verscheen de live-dubbelaar Gratitude waarvoor enkele nieuwe nummers waren opgenomen, zoals Sing A Song en Can’t Hide Love. Gratitude stond drie weken op nummer 1 in de pop- en R&B-lijsten en leverde de Phenix Horns hun eerste credits op. EWF werd door lezers van het muziekblad Downbeat uitgeroepen tot beste rock/blues-groep.

Eind 1975 zette Maurice White z’n eigen productiemaatschappij op: Kalimba Productions, vernoemd naar de Afrikaanse duimpiano die hij bij Ramsey Lewis had leren spelen en die op veel nummers van Earth Wind & Fire te horen is. Onder deze vlag schreef en produceerde White voor onder andere Deniece Williams (ex-achtergrondzangeres van Stevie Wonder) en The Emotions, een trio dat tussen 1969 en 1974 gecontracteerd stond bij Stax. Op hun debuutalbums bij Columbia (respectievelijk This Is Niecy en Flowers) speelden diverse EWF-leden mee, inclusief de Phenix Horns en de producer zelf.

Ondertussen was de band zelf ook bezig met een nieuwe plaat, maar op 17 mei 1976 stierf Charles Stepney op 43-jarige leeftijd aan een hartaanval. Maurice White nam de productie over en het in oktober verschenen Spirit werd aan Stepney opgedragen. De rij hits werd voortgezet met Getaway [een nummer van buitenaf dat door Verdine White werd meegenomen naar de band] en Saturday Nite.

EWF toerde door Zuid-Amerika en deed daar inspiratie op voor All ‘N All dat in november 1977 uitkwam en dat de hits Serpentine Fire, Jupiter en Fantasy voortbracht; in Amerika leverde het drievoudig platina op en twee Grammy Awards.

Speciaal voor de Bee Gees-film Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band werd een coverversie opgenomen van het Beatlesnummer Got To Get You into My Life; de film flopte maar EWF hield er wel weer een hit aan over [nummer 1 in de R&B-lijst, nummer 9 in de Billboard top 100] en een Grammy.

Maurice White en het management zetten een nieuw platenlabel op [het door CBS te distribueren ARC] en twee opnamestudio’s in Los Angeles [George Massenburg/ARC en The Complex]. Op 23 november 1978 werd de eerste Best Of [The Best of Earth Wind & Fire, Vol. 1] uitgebracht [vijf keer platina]; hierop staat naast het eerder genoemde Got To Get You into My Life ook de nieuwe single September en nog een derde nieuwe track, Love Music.

Ook Philip Bailey hield zich bezig met nevenprojecten; hij produceerde de eerste twee platen van Kinsman Dazz [de latere Dazz Band die in 1985 een Nederlandse hit scoort met Let It All Blow] waarvoor hij ook de zangpartijen arrangeerde.

Op 10 januari 1979 was EWF te zien tijdens het Unicef-gala concert; er werden twee nummers gespeeld [September en That’s the Way of the World] waarvan een werd afgestaan aan de bewuste kinderrechtenorganisatie. Daarna toerde de band door Europa en Japan; de Ahoy-concerten op 15 en 16 maart werden opgenomen voor de Soulshow van Ferry Maat.

Op 16 juli 1979 verscheen I Am dat samen met All ‘N All als de beste EWF-plaat wordt beschouwd. De grootste hit hiervan werd het door Maurice White en Al McKay geproduceerde Boogie Wonderland waarop de Emotions meezongen. Dit nummer, volgens Verdine White “een echte four on the floor”, werd door de discogeneratie omarmd maar men waakte ervoor om als discoband te worden beschouwd.

De overige singles waren Star, Can’t Let Go, In the Stone [in 1986 het themanummer van het door Dieuwertje Blok gepresenteerde filmprogramma VARA’s filmnieuws] en de met een Grammy bekroonde ballad After The Love Has Gone [nummer 2 in Amerika].

De band leek op latere albums nog pogingen te ondernemen om ballads te schrijven die in veel opzichten doen denken aan After The Love Has Gone, maar die het niveau en succes van dit nummer niet meer evenaarden. De ballad After The Love Has Gone is overigens geschreven door meestergitarist en componist Jay Graydon uit Los Angeles samen met de Canadese meestercomponist David Foster, en Bill Champlin van de band Chicago. Deze hit bereikte nummer 2 op the Billboard Hot 100 singles chart.

Bron: Wikipedia, de vrije encyclopedie.

Written by: DISCONET.FM | webmaster

Rate it

Similar posts


0%